Op visum-jacht in Etiopië

Onderstaand artikel schreef ik eind februari 1991 in het Brabants Dagblad

Op visium-jacht in EtiopiëTwee weken Etiopië maakten me drie kilo lichter. Dat hoort natuurlijk ook zo in een land dat zijn grootste bekendheid geniet door periodiek terugkerende hongersnood. Maar buitenlanders behoeven er geen honger te lijden. Zo min als de meer welgestelde Etiopiërs dat doen.
Mijn kilootjes zijn waarschijnlijk vooral verdwenen door ergernis. Door dagenlang jagen achter ambtenaren in een fanatieke poging om mijn visum verlengd te krijgen. En om een uitreisvisum te bemachtigen. Want het kost niet alleen moeite om Etiopië binnen te komen, ze laten je er ook niet zomaar weer uit.
Na veel telefoontjes en na er al een keer m''n gezicht te hebben laten zien, kon ik de middag voordat ik naar Etiopië vertrok, op de ambassade van Etiopië in Brussel m'n visum halen. Ik had een visum aangevraagd voor twee weken en omdat niemand op de ambassade had laten blijken die aanvraag overdreven te vinden, had ik ook een vliegticket voor terugkeer twee weken na vertrek.
Maar ik bleek voorbarig te zijn geweest. Het visum gold tien dagen. "We geven nooit een visum voor een langere periode." Dat hadden ze ook wel eerder kunnen zeggen.... "Maar u kunt het in Etiopië gemakkelijk verlengen." Nou vergeet het maar. De eerste de beste maandag in Etiopië meldde ik me bij het Ministerie van Informatie, dat het doen en laten van buitenlandse journalisten van uur tot uur wil volgen. En dat ook doet. "Uw visum verlengen? Geen probleem. Als u zaterdag terug bent van uw reis naar vluchtelingenkampen, kunt u hier de brief halen die daarvoor nodig is." Zaterdagochtend per taxi naar het ministerie. Geen brief. "Komt u maandag maar terug." Maandagochtend geen brief. "Komt u vanmiddag maar." Maandagmiddag geen brief. "We bellen u morgen om negen uur." Dinsdagochtend negen uur, geen telefoontje. Dus zelf maar gebeld. "Komt u vanmiddag maar." Dinsdagmiddag geen brief. "Morgenochtend." En jawel, woensdagochtend werd ik met veel egards ontvangen. Alsof het om de Nobelprijs voor de Vrede ging, zo plechtig werd mij de brief overhandigd. "En daarmee moet u naar het Ministerie van Immigratie." Woensdag, het Ministerie van Immigratie. Tientallen buitenlanders zwaaiend met hun paspoort, zwaaiend met formulieren, voor een loket. Eén ambtenaar. Voordringen mag. "Gaat u maar naar kamer 1 op de eerste verdieping." Daar wachten twintig mensen. "Schuift u maar aan." Eindelijk is het mijn beurt. Ik laat de brief zien. "Voor hoeveel dagen wilt u verlenging? Gaat u akkoord met vijftien dagen?" Een krabbel op de brief en een stempel.
Blij ga ik naar de ene ambtenaar achter het loket. Ik laat de brief zien. Hij geeft een formulier. "Dat moet u invullen. En er moet een pasfoto van u bij." Snel terug naar het hotel, de pasfoto gehaald, het formulier ingevuld. En weer naar die ene man achter het loket. Voordringen mag. De ambtenaar pakt het formulier aan, de pasfoto, het paspoort. Hij legt de hele handel op een grote stapel paspoorten. "Komt u morgen maar terug." Donderdagochtend half negen. Het is rustig aan het loket. De ambtenaar plukt mijn paspoort en formulier uit de stapel, schrijft van alles in een groot register en zet een stempel in het paspoort. "Heeft u al betaald?". Hij schuift het paspoort naar de juffrouw van de kassa. Ik betaal en krijg het paspoort nog niet terug. "Komt u vanmiddag maar."
En jawel, donderdagmiddag om twee uur krijg ik m''n paspoort. Ik vind er geen aantekening in dat het visum tot zaterdag is verlengd. Maar wel een stempel dat het uitreisvisum blijkt te zijn. De Etiopische overheid is zo genadig geweest mij toe te staan op zaterdag 2 februari naar Nederland terug te keren......