Het regionale kamp moet dringend weg

Het regionale kamp moet dringend weg
Peter ClaessenIn het provinciaal woonwagenplan 1991-1996 wordt als algemeen doel genoemd ''het bevorderen van een volwaardige plaats voor de woonwagen- bevolking in de Brabantse samenleving''. De provincie volgt op dit punt het rijksbeleid. Dat beleid werd nog eens kernachtig verwoord in een '' brief van staatssecretaris Heerma van april 1990 aan het Landelijk Platform Woonwagenbewoners. Hij schrijft daarin ondermeer dat het roer in 1975 is omgegooid en het beleid nu gericht is op de aanleg van kleine woonwagencentra in woonwijken of woonkernen, zodat bewoners van woonwagens net als andere burgers gebruik kunnen maken van aldaar aanwezige, algemene voorzieningen zoals scholen.; Heerma voegt er in een brief aan de voorzitter van het woonwagenschap nog aan toe: „Ik acht geen aanleiding aanwezig om het rijksbeleid inzake deconcentratie van slecht gelegen regionale woonwagencentra, waartoe ook het regionale centrum te ''s-Hertogenbosch gerekend wordt, te wijzigen." De gemeentebesturen van Den Bosch en de omliggende gemeenten, verenigd in het woonwagenschap, hebben dit beleid steeds ondersteund en uitgevoerd. In 1983 telde het Regionale Woonwagencentrum nog ongeveer 140 standplaatsen, terwijl dat er nu ongeveer vijftig zijn. In ''s-Hertogenbosch zijn inmiddels tien subcentra aangelegd. Het laatste is in voorbereiding. Een groot aantal gemeenten in de regio heeft hetzelfde gedaan of heeft de plek voor een süblocatie planologisch gereserveerd. Tegen deze achtergrond zal het duidelijk zijn dat het plan van woonwagenbewoners om het régionaal woonwagencentrum te behouden en te renoveren volledig in strijd is met het beleid van rijk, provincie en gemeenten. De bewoners hadden dat kunnen wéten. Zij verwijzen regelmatig naar de situatie in een beperkt aantal gemeenten waar een regionaal woonwagencentrum in afgeslankte vorm is blijven bestaan. Deze centra liggen echter een stuk gunstiger dan het centrum aan de Vlijmenseweg. Grosso modo zijn de eisen die gesteld worden aan een geschikte Woonwagenlocatie gelijk aan die van een locatie voor woningbouw, Volgens de criteria die in het provinciale woonwagenplan (1991-1996) worden gehanteerd, behoort de plek van het regionale woonwagencentrum tot de meest ongeschikte die er zijn. Het betreft immers een locatie op grote afstand van de bebouwde kom, met een geïsoleerd karakter en beperkte integratiemogelijkheden. Het aanleggen van een weg of voetgangersbrug brengt hierin geen verandering. Vaak wordt als tegenargument gehoord dat woonwagenbewoners beter afzonderlijk en geïsoleerd kunnen zijn gehuisvest, omdat de rest van de samenleving hen zou discrimineren. Het overheidsbeleid dient echter niet te berusten in deze situatie en moet daarom door een integratiebeleid trachten hierin verbetering te brengen. Dat doet diezelfde overheid ook voor andere bevolkingsgroepen!

Schaarste
Waar staan we nu? Duidelijk zal zijn dat de bezwaren van de woonwagenbewoners de voortgang van het deconcentratiebeleid vertraagt. Gedeputeerde Staten hebben inmiddels aan burgemeester en wethouders van ''s- Hertogenbosch bericht akkoord te gaan met de voorbereiding van de verhuizing naar de regio. In een verslag van een gesprek tussen gedeputeerde Van Nistelrooij en een afvaardiging van woonwagenbewoners is te lezen dat de provincie, indien nodig, bereid is een sleepmachtiging af te geven. B & W van ''s-Hertogenbosch hebben inmiddels aan een aantal bewoners laten weten zo''n machtiging aan te vragen als de bewoners niet vrijwillig vertrekken. De woonwagenbewoners zeggen dat het niet aangaat om voor Bosschenaren een woonplaats buiten de stadsgrenzen aan te wijzen. Hiertegenover staat dat zij niet uitsluitend de keuze hebben voor een woonwagen op een sublocatie buiten de stad, maar ook dat zij met gemeentelijke steun kunnen kiezen voor een huis in de stad. Voorts beroepen zij zich op het recht van vrije vestiging en het recht te blijven wonen op de plek waar men reeds lang verblijft. Die rechten zijn echter aan beperkingen onderhevig. Zo kan een boer ook niet langer in zijn woning blijven en op het eigen land werken als de behoefte aan stadsuitleg noopt tot wijziging van de agrarische bestemming van een gebied. Een ander voorbeeld is de aanleg of verbreding van een weg die dwingend leidt tot afbraak van woningen. In dit soort omstandigheden worden bewoners uiteindelijk gedwongen hun woning te verlaten.

Autosloperijen
Het recht op vrije vestiging kent ook beperkingen die niet slechts woonwagenbewoners, maar ook andere bewoners kunnen treffen. Zo dienen kleinere gemeenten die niet hard mogen groeien bij de uitgifte van grond het criterium te hanteren van sociale of economische binding. Ook bij de toewijzing van huurwoningen spelen dergelijke criteria een rol met als uiteindelijk gevolg dat de woningzoekende beperkt is in zijn woonplaatskeuze. Kortom, het komt vaker voor dat een algemeen belang moet prevaleren boven individuele belangen/ wensen. Een ander bezwaar van woonwagenbewoners is dat de meeste sublocaties hen niet in de gelegenheid stellen om een bedrijf uit te oefenen, in het bijzonder om auto''s te slopen. Dit argument gaat voorbij aan het gegeven dat de milieuwetgeving steeds strengere eisen stelt aan de locaties voor autosloperijen en aan hun bedrijfsvoering. De legale mogelijkheden voor autosloperijen zijn op een subcentrum niet kleiner dan op het regionale kamp. Deze bedrijfstak staat een sanering te wachten en hier zal het perspectief van de meeste woonwagenbewoners dan ook niet liggen. IK kan de woonwagenbewoners slechts het volgende alternatief bieden: in individuele gesprekken bekijken of huisvesting in een woning in den Bosch mogelijk is. Het is een weg die past binnen de kaders van het overheidsbeleid dat nu het finale stadium nadert, maar ook een weg die de bewoners een nieuw perspectief biedt. Noodzakelijk daarbij is dat de bewoners afzien van het behoud van het regionale woonwagencentrum of de aanleg van extra sublocaties binnen ''s-Hertogenbosch. Het Bossche stadsbestuur is dan bereid, zich extra in te zetten voor een oplossing op maat.

mr. P.O.A. Claessen is wethouder voor onder meer woonwagenaangelegenheden in gemeente ''s-Hertogenbosch

Bewoners niet weer op schopstoel zetten
Wim KlaassenToen bekend werd dat aan de zuidrand van het doorgaans vredige Drunen, vlak bij het natuurgebied, vlak bij een woonwijk, een woonwagen- kampje zou komen, vormde zich een actiecomité van verontruste wijkbewoners. Het waren mensen uit de duurdere woningen, die de vrees hadden, zeiden ze, dat de waarde van hun woning achteruit zou gaan met een woonwagenkamp in de buurt. Ze hadden, zeiden ze, op zich niets tegen woonwagenbewoners, maar u begrijpt wel... Velen begrepen het, ze deelden de vrees, ze zetten hun handtekening onder een petitie aan het gemeentebestuur om voor het woonwagenkampje een andere plek te zoeken. Ze hadden, zeiden ook zij, op zich niets tegen woonwagenbewoners, maar u begrijpt... Ze hadden dus niets tegen woonwagenbewoners, maar ze zagen ze toch liever op de Mookerhei dan in de buurt van de eigen woonomgeving. Hun actie had geen succes. Het kampje kwam er. Het staat er nog. En de bewoners leven er waarschijnlijk nog lang en gelukkig. Van de actievoerders zijn enkelen verhuisd, maar uit niets is gebleken dat de waarde van hun woning achteruit was gegaan. De koudwatervrees van de Drunense activisten is kenmerkend voor de wijze waarop velen tegen woonwagenbewoners aankijken. Inderdaad, ze heten andere burgers te zijn dan de burgers die gewoon in een rijtjeshuis hun dagen slijten. Maar ook villabewoners zijn anderen dan de eenvoudige burgers die hun leven leven op hún manier. En boeren zijn al evenzeer anders. Maar hoe anders is anders? En als mensen anders zijn, is dat dan een reden om ze ergens niet te willen, of om ze te willen weren alsof ze de pest hebben? Zoals velen huiverig worden als ze maar het geringste vermoeden hebben dat in hun buurt asielzoekers zich vestigen?

Samengedreven
Woonwagenbewoners vinden van zichzelf dat ze in zoverre anders '' zijn, dat ze zich niet thuis kunnen voelen, wonend tussen de gewone burgers. Ze zijn in zoverre anders dat ze van oorsprong mensen zijn die van stad naar dorp trekken, van dorp naar stad. Het moet zo''n 25 à 30 jaar geleden zijn dat Nederland daar eendrachtig een eind aan maakte. De kleine doorgangskampjes werden opgeheven, destijds. De woonwagenbewoners werden samengebracht, samengedreven in grote kampen, met allerlei faciliteiten als een gemeenschapshuis, een school, een kerkje, Maar ook met een grote muur er omheen, of een droge sloot, een tankval. Maar de maatschappij ontdekte dat je mensen toch eigenlijk zo niet mag opbergen. Niet buiten de gemeenschap van gewone burgers mag sluiten. De woonwagenbewoners moesten uit de concentratie van het grote kamp gehaald worden en verhuizen naar kleinere kampjes. Liefst opgenomen in een woonwijk, desnoods aan de rand ervan, desnoods enigszins aan de buitenkant van een dorp of stad, maar altijd nog zo dichtbij dat integratie met de ''gewone'' burger niet bemoeilijkt zóu worden. De woonwagenbewoners zouden eigenlijk gewone burgers moeten worden, zij het op een afstandje omdat ze nu eenmaal niet in een rijtjeshuis willen, maar in een woonwagen, dan maar zonder wielen.

Tegen hun zin
De kampen waar ze tegen hun zin in waren gedreven, moesten ontruimd worden. Desnoods tegen de zin van de woonwagenbewoners. De mensen moesten naar kleine kampjes, desnoods tegen hun zin. Ze mochten hun voorkeur laten blijken voor plaatsen die de politiek voor hen had gereserveerd. Ze mochten kiezen uit een rij van plaatsen, waar ze er weliswaar mogelijk niet één van zouden willen. Maar ze mochten kiezen. Velen deden dat. Het leek alsof ze vrijwillig hun biezen hadden gepakt en uit vrije wil gekozen hadden voor een kleiner kampje. Maar ze hadden slechts eieren voor hun geld gekozen, zich herinnerend uit eigen ervaring, of van horen zeggen, hoe het destijds was gegaan toen de kleine doorgangskampjes waren opgeheven en de concentratie in grote kampen bevolen werd. En nu dan schijnen we in het woonwagencentrum in Den Bosch aan de vooravond te staan van het hoof dstuk waarin de enkele tientallen achtergeblevenen op de schopstoel worden geplant, om verdreven te worden naar waar ze niet willen. Het zijn weliswaar Bosschenaren gebleven of geworden, ze hebben weliswaar hun contacten in de Bossche gemeenschap, de kinderen gaan er weliswaar naar school, de mannen hebben er weliswaar hun handel of ander werk, de vrouwen hebben er weliswaar hun werk of andere sociale contacten. Maar ze moeten weg. Want woonwagenbewoners mogen niet meer met tientallen gezinnen bij elkaar wonen. Ze moeten op een manier die anderen hen voorschrijven en in een plaats die ze niet in volle vrijheid hebben mogen kiezen, integreren in de gewone maatschappij. Ze moeten gewone burgers worden.

Stel...
Maar ze worden niet als zodanig behandeld. De gewone burgers van Drunen die zich tegen het woonwagenkampje verzetten, hadden hun woonplaats en woonwijk uit vrije wil gekozen. Toen ze hun zin niet kregen, bleven de meesten van hen rustig zitten waar ze zaten. En ze zitten er nóg. Stel dat een overheid het in het hoofd krijgt, om die wijk op te heffen. Stel dat die overheid vindt dat die mensen maar beter naar elders kunnen verhuizen. Waarheen? De overheid zoekt wat plaatsen uit. En de mensen mogen kiezen. Ze willen weliswaar niet weg, maar de overheid vindt dat het beter voor hen is toch maar eens te verkassen. Dus snij maar door die sociale banden, verplant die oude bomen maar. En als ze niet willen? Dan worden ze verdreven. Zo vergaat het gewone burgers niet. Zo vergaat het woonwagenbewoners wél. Zijn het dan toch andere mensen, met andere rechten, andere plichten? Schop ze maar weg? Nee, laat ze maar zitten.

Wim Klaassen is redacteur bij het Brabants Dagblad

(zie ook het artikel 'Woonwagencentrum een 'gewone' wijk ?)

WoonwagenstandplaatsenWoonwagenstandplaatsen - De families die nog wonen op het regionale woonwagencentrum in Den Bosch moeten verhuizen naar kleine kampjes in de regio. Een overzicht hoeveel families naar welke gemeente moeten.
Woonwagenkamp Het reginonale woon- wagenkamp aan de Vlijmenseweg in Den Bosch.