Deeltaxi voor de kleinere dorpen

Dit artikel schreef ik in Actueel, kaderblad van KBO Brabant, van november 1999.

Deeltaxi voor de kleinere dorpen

"Personenvervoer van morgen'heet het boekwerk op het bureau van gedeputeerde Jan Boelhouwer. En de ondertitel luidt 'Een vernieuwingsprogramma voor het openbaar vervoer'. Dit programma hebben provinciale staten 5 februari vastgesteld. En wat gebeurde darna in het belang van het openbaar vervoer van Brabant ? Van alles, maar achter de schermen. Noord-Brabant maakt zich klaar om in te haken op de nieuwe wet personenvervoer 2000. Door die wet moeten voor het busvervoer betere tijden aanbreken. Maar voor het zover is zal het wel 2001 zijn. Of 2002. Want de wet moet nog door de Tweede Kamer.

De eenzame oudere, kleumend bij de bushalte, turend naar het bijna onleesbare bordje met de dienstregeling, zal in Brabant voorlopig niet uit het dorpsbeeld verdwijnen. Ook slechte busverbindingen blijven nog wel even bestaan. En dorpen waar nauwelijks een bus komt, zullen nog een flinke poos moeilijk bereikbaar blijven. Maar het programma 'Personenvervoer van morgen' geeft hoop. Ook al zal morgen niet eens overmorgen, en waarschijnlijk niet volgend jaar zijn. Want de nieuwe wet voor het openbaar vervoer kan op z'n vroegst 1 september 2000 ingaan.

Jan Boelhouwer, gedeputeerde sinds begin van dit jaar, moet die dag naar Moerdijk, naar Utrecht en Amsterdam. "Ik ga dikwijls met het openbaar vervoer", zegt hij, "maar vandaag red ik dat niet. Hoe zou ik met de bus van Tilburg in Moerdijk moeten komen. En hoe kom ik dan in Utrecht? " Vandaar dat hij zich laat rijden. "Dan kan ik in de auto nog wat stukken lezen ook." Boelhouwer is in het dagelijks bestuur van de provincie verantwoordelijk voor onder meer het openbaar vervoer. Hij kan voortborduren op het werk van zijn voorganger Arie van Harten, brein achter 'Personenvervoer van morgen'.

Klant centraal

"We gaan", zegt hij, "het openbaar vervoer heel anders benaderen. Vanuit de klant. Nu nog is het zo dat een busbedrijf de dienstregeling voor een jaar vaststelt. Blijkt in de loop van dat jaar dat in een bepaalde bus nauwelijks passagiers zitten, dan rijdt die bus toch het hele jaar door, want de dienstregeling schrijft dat nu eenmaal voor. Dat moet anders. Een busonderneming moet meer flexibel zijn. De nieuwe wet geeft provincies straks de mogelijkheid de verantwoordelijkheid die ze voor het openbaar vervoer hebben, ook waar te maken. Wij kunnen bepalen waar en wanneer bussen moeten tijden. Wij kunnen daar een heel schema voor opzetten, een dienstregeling die in het openbaar zal worden aanbesteed. De busonderneming die voor de beste prijs het openbaar vervoer kan uitvoeren zoals wij dat willen, krijgt dat voor een periode van zes jaar toegewezen."

'Aangeklede' haltes

Bussen laten rijden tussen steden en dorpen zal, zoals nu, ook straks geen probleem zijn. Maar hoe krijg je het voor elkaar ook de mensen in kleine dorpen openbaar vervoer te verschaffen? "Daar zal een organisatie van deeltaxi's voor nodig zijn. Je kunt nu eenmaal geen grote bussen door dorpen laten rijden waar maar weinig mensen wonen. Een deeltaxi moet de mensen op afroep van deur naar deur kunnen brengen. Van huis afhalen en daar brengen waar ze moeten wezen. Of naar een station van de Spoorwegen, of naar een halte waar wel grotere bussen komen. En die haltes zullen dan ook 'aangekleed' moeten zijn. De mensen moeten er beschut kunnen zitten, een kopje koffie kunnen kopen, een krantje kunnen lezen. Door zo'n systeem van deeltaxi's goed op te zetten en ook goed te laten functioneren, kunnen dorpen ook dorpen blijven. En dat past weer in het ruimtelijk beleid van de provincie."

Mentaliteit

De deeltaxi is maar een klein onderdeel van wat de provincie bedacht heeft of nog aan het bedenken is voor het nieuwe openbaar vervoer. Boelhouwer beseft dat het openbaar vervoer vóór alles gediend is met een verandering van mentaliteit. En die komt er niet zo maar. Wat tientallen jaren een gewone gang van zaken is geweest, zal niet gemakkelijk volledig veranderen. Boelhouwer vindt dat ook de mensen zelf zich moeten laten horen. Van enige vorm van opstand tegen het ontbreken van goed busvervoer is eigenlijk nooit sprake. Waaarom roeren de kleine dorpen zich niet, vraagt hij zich af.