Jongensschool Bovenkarspel 1942-1948

In het schooljaar 2009-2010 vroegen drie meisjes van 5-vwo van het Martinuscollege in Grootebroek mij om een interview voor een werkstuk over de vroegere katholieke jongensschool St. Willibrordus in Bovenkarspel. Kom maar naar Drunen, antwoordde ik. Je pakt de trein  naar Den Bosch en ik haal jullie af van het station. Dat ging de dames te ver. Dus ging het interview digitaal. Ik herinnerde me later de namen van de dames niet meer. Maar de schoolleiding heeft mij daarbij geholpen. Het had wel wat voeten in aarde, maar het is gelukt. Het zijn Merel Verdonschot, Roos Kaagman en Stefanie Hoogenboom. 

Van Merel herinnerde ik me, na opfrissing van het geheugen, nog dat ze geen snars begreep van het bezittelijk voornaamwoord UW.  Zij vroeg mij dus om U antwoord. En om U herinnering.

Intussen laten de dames weten dat ze nu wel eens naar Drunen willen komen. Ze studeren, hebben een ov-studentenkaart en die brengt hen gratis door heel Nederland.

Nu dan het volledige interview.

Wanneer zat u op de jongensschool in Bovenkarspel?

* Van 1 april 1942 (dus midden in de Tweede Wereldoorlog) tot de zomer van 1948. Het schooljaar liep van april tot april. In 1948 zat ik nog een paar maanden in de zevende klas (zie het artikel 'de zeventigers van de zevende klas' op mijn website). Na geslaagd te zijn voor het toelatingsexamen van de mulo St. Aloysius in Hoorn kon ik de zevende klas verlaten. Ja, in mijn tijd moest iedereen toelatingsexamen doen voor het vervolgonderwijs. Er bestond heel wat onduidelijkheid over het niveau van wat toen de lagere school heette (nu basisschool). Een toelatingsexamen scheidde het kaf van het koren.

Hoe was het om met alleen maar jongens op school te zitten?

* Dat was in die tijd de gewoonste zaak van de wereld. Tussen de jongensschool en de meisjesschool stonden de katholieke pastorie en de katholieke kerk. De meisjes speelden op het kerkplein, de jongensschool had een eigen schoolplein. De meest voortvarende jongens ontdekten wel gauw de aantrekkelijkheid die meisjes kunnen hebben, maar ze mochten er van een afstandje alleen maar naar kijken.

Mijn vrouw Anny zat in Nibbixwoud op de lagere school, wel met jongens in de klas. Ik ontdekte later dat dat voordelen heeft. Je kent elkaars eigenaardigheden...

Ik ontdekte het leuke van meisjes pas als twaaljarig jochie op de mulo in Hoorn. Daar kon je naar toe met de stoomtrein, de bus die, althans na de oorlog, nog door de Streek reed, of de fiets. Ik heb in de loop van de drie jaar dat ik naar die school ging van alle drie gebruik gemaakt.

Bijzonder is nog, wat de jongensschool betreft, dat zonen van tuinders in de oogsttijd twee weken landbouwverlof konden krijgen. Dat gold alleen voor de jongens van de vijfde en zesde klas. Dat waren kinderen van elf en twaalf jaar, dus was duidelijk sprake van kinderarbeid.

Jongens die misdienaar waren kregen gemakkelijk een uur of wat langer vrij, om in trouwmissen en uitvaartmissen de priester te assisteren.

Was er verplichte kleding op school ? Schooluniformen? Gymkleding?

* In de oorlogsjaren en nog heel wat jaren daarna waren de meeste kinderen al blij als ze gewone, fatsoenlijke kleren hadden. Van een schooluniform had niemand nog ooit gehoord. Het was niet abnormaal dat kinderen in kleren liepen die duidelijk versteld waren, als je begrijpt wat ik bedoel. Die waren dus kapot geweest en waren weer keurig opgeknapt. Daar schaamde zich niemand voor. Gymkleding? Je begrijpt wel dat ook dat voor ons een onbekend verschijnsel was. Er waren bijna nooit gymlessen en als er wel eens een was gingen we naar de zaal van het Vereenigingsgebouw. Daar leerde je alleen maar een beetje marcheren. De meester sloeg met een stok de maat op de vloer van de zaal en wij gingen 'met z'n drieën door het midden'. Je liep op klompsokken of op kousenvoeten. Of je hield gewoon je schoenen aan als er wat al te grote knollen in je kousen zaten. Gymschoenen waren een onbekende luxe.

Hoe groot was een klas?

* Tussen de vijfentwintig en dertig leerlingen gemiddeld. Gen tafeltjes, geen stoelen, maar met twee jongens in de schoolbank.  Ieder had wel een eigen opbergvak met klep en in het midden stond de inktpot. Je begon in de eerste klas met een lei en een griffel en als je vaardig genoeg bevonden werd, mocht je het met de kroontjespen proberen. Balpennen waren nog niet uitgevonden. Vulpennen waren een luxe die niemand zich kon veroorloven. Ze zouden trouwens ook niet gebruikt hebben mogen worden, want je leerde pas echt netjes schrijven met de kroontjespen, zei de meester. Natuurlijk spatte er wel eens inkt van je pen op papier. Dat was met een stukje vloeipapier zo'n beetje te verwijderen. De pen (het kroontje) moest je na gebruik schoonmaken. Daar had je een inktlap voor, een stukje doek. Op internet kun je alles vinden over het gebruik van de kroontjespen. Er staat ook een afbeelding bij.

Waarop was de klas ingedeeld (leeftijd)?

* Deze vraag komt me wat vreemd voor. Net als nu golden leeftijdsgrenzen. Wie na 1 april was geboren begon een jaartje later in de eerste klas dan de jongens (ook op de meisjesschool was  dat zo) die eerder ter wereld waren gekomen. Ik ben 5 maart jarig en was daardoor altijd een van de jongsten van de klas. Wie onvoldoende presteerde bleef zitten.

Hoe zag de school er van binnen uit?

* In mijn tijd stond de school nog aan de Hoofdstraat. Vele jaren daarna is ergens, ik denk aan de Outger Jacobszstraat, een nieuwe gebouwd. Die is dus  van na mijn tijd. De school aan de Hoofdstraat had zes lokalen. De klassen een en twee aan de westkant, de klassen drie tot en met zes van noord naar zuid 'haaks' daar op, maar ervan gescheiden door de centraal gelegen entree met een hal en de onderwijzerskamer. De zevende klas zat in het Vereenigingsgebouw. In de gangen de haken voor de kleren en de toiletten. Ik denk dat er alleen urionoirs waren, maar dat woord kenden we niet. We spraken van pisbakken. En dat woord bestaat natuurlijk nog.

Hingen in het lokaal dingen die leerlingen hadden gemaakt?

* Nee, van enige vorm van bevordering van de creativiteit was geen sprake. Al hadden we wel tekenles. De tekeningen namen we mee naar huis, meestal goed voor de kachel. Aan de wanden hingen schoolplaten met afbeeldingen van historische gebeurtenissen.

Op welke dagen moest u naar school?

* Van maandag tot en met zaterdag

Wat waren de schooltijden?

* Van negen tot twaalf uur en van twee tot vier uur. En zaterdag alleen van negen tot twaalf. Maar, let wel. Elke dinsdag-, donderdag- en zaterdagochtend was er om zeven uur 'schoolmis met algemene heilige communie voor de schoolkinderen' . En elke eerste vrijdag van de maand een meer bijzondere schoolmis, met zang van het jongenskoor onder leiding van meester Piet Zwaanenburg, het hoofd van de school. Ik zong ook in het jongenskoor en kan nog na meer dan zestig jaar uit het hoofd gedeelten zingen van de gregoriaanse mis die we altijd trouw zongen.

Wie na de lagere school naar een school voor voortgezet onderwijs wilde, kreeg maandag- en vrijdagmiddag van vier tot zes uur 'lering', bijles. Van meester Zwaanenburg. Want het niveau van de school was niet zo dat je meteen aansluiting had op het vervolgonderwijs. Het jongenskoor repeteerde dinsdag en donderdag van vier tot zes uur in de school onder leiding van, ook weer, meester Zwaanenburg. Hij was ook de dirigent van het kerkkoor, dat uit uitsluitend mannen bestond.

Wat voor vakken had u op school?

* Ik heb m'n rapporten er maar even bij gehaald. Immers, wie wat bewaart, die heeft wat.

Eerste klas: lezen, schrijven, rekenen, zingen.

Tweede klas: godsdienst, lezen, schrijven, rekenen, Nederlandse taal, zingen, tekenen, gymnastiek.

Rapport 1944-1945 voorkant
Een bijzonder schooljaar was dat van april 1944 tot april 1945. Augustus was altijd de vaste vakantiemaand. Door oorlogsomstandigheden,  gebrek aan steenkolen om de kachels te stoken, en later door de hongerwinter, was de school van september 1944 tot januari gesloten. Dus geen lessen, geen cijfers.

Toevoeging: Op 12 mei 2016 belde mij Chris Botman, klasgenoot op de lagere school met wie ik de laatste jaren vaker contact heb. Hij denkt zeker te weten, en zegt dat zijn zuster Truus dat bevestigt, dat we tussen september 1944 en januari 1945 toch af en toe naar school gingen . Maar wel halve dagen. Truus weet dat de meisjes dan naar de jongensschool gingen, wat het voordeel had dat de meisjesschool niet verwarmd hoefde te worden. Het gevolg was in ieder geval dat we geen cijfers kregen.  

Derde klas: zelfde als tweede klas, maar uitgebreid met aardrijkskunde en natuurkunde. Van september tot januari (1944-1945) was er geen school, als gevolg van de oorlog. De kachel kon niet worden gestookt, wegens gebrek aan brandstof. Van januari tot april hadden we dat schooljaar alleen de vakken lezen, schrijven, rekenen en taal.

Vierde klas: zelfde als derde klas, maar uitgebreid met vaderlandse geschiedenis.

Rapport achterkant
Op de achterkant van de rapporten van de vijfde en de zesde klas werd  de ouders gewezen op het belang van de katholieke opvoeding.

In de vijfde en zesde klas hadden we er nog het vak 'bijbelse geschiedenis en liturgie' bij. Voor dat vak kwam de kapelaan. We moesten uit eerbied opstaan zodra hij in aantocht was en binnenstapte. Maar in beide klassen was gymnastiek verdwenen! Op het rapport stond wel genoteerd hoe vaak je in dat schooljaar thuis was gebleven.

Voor de volledigheid: alle jaren prijkten 'gedrag' en 'vlijt' op het rapport.

-

Op de achterkant van de rapporten van de vijfde en zesde klas stonden voor de ouders de volgende aanbevelingen:

Laat Uw kinderen zo mogelijk dagelijks de H.Mis bijwonen.

De katechismus dient thuis geleerd te worden.

In de katechismus vindt U het morgen- en avondgebed, dat Uw kinderen dagelijks behoren te bidden.

Zendt Uw kinderen op tijd naar school. Laatkomers storen de lessen.

Laat Uw kinderen niet onnodig verzuimen. Trouw schoolbezoek is in het belang van Uw kind.

Ouders, ziet toe hoe Uw kinderen hun vrije tijd gebruiken

-

Had u gymles ? Zo ja, wat moest u doen met de gymles?

* Daar heb ik al bij de vraag over kleding op geantwoord. Ik zie nu dat alleen op de rapporten van de tweede en derde klas het vak gymnastiek voorkomt.

Wat gebeurde er als je te lage cjfers had? Bleef je dan zitten?

* Ja, onherroepelijk. Sommigen overkwam het dat ze twee keer bleven zitten, zij het niet in dezelfde klas. Hier wreekt zich dat de klassen zo groot waren dat er nauwelijks aandacht kon zijn voor de individuele leerling.

Hoe waren de docenten? Wat voor mensen waren het? Waren ze streng? Voorbeelden? Kunt u nog voorbeelden geven van docenten die u zich herinnert?

* Het woord docent kenden we niet. De benaming leraar werd alleen gebruikt in het voortgezet onderwijs. Wij hadden het over de meester. In mijn zes jaren op de lagere school, maar ook nog daarvoor en daarna, had juffrouw An Hart uit Enkhuizen de eerste klas. Zij was niet getrouwd en woonde samen met vader en twee ongetrouwde zusters. Later woonden de drie vrouwen in een woonboot die in de kolk (Broekerhaven) lag. Een paar jaar was ook juffrouw Commandeur er, een blozende boerendochter uit De Hout bij Hoogkarspel. Meester Piet Schneiders was meteen smoorverliefd en dat stak hij  niet onder de schoolbanken. Ze zijn getrouwd in de kerk in Venhuizen. Ons jongenskoor zong er de mis.

Boven allen herinner ik me het schoolhoofd meester Piet Zwaanenburg. Hij gaf 'lering' , dirigeerde het jongenskoor en het kerkkoor, was een tijdje voorzitter van KGB en wethouder van Bovenkarspel.  Samen met meester Langeslag ging hij in twee achtereenvolgende jaren, toen ik in de vijfde en zesde klas zat, in de vakantie een week op de fiets langs jeugdherbergen.  Misschien deed hij dat in latere jaren ook nog wel.

Ik herinner me ook meester Flip Fluitman, zoon van het hoofd van de jongensschool van Enkhuizen, die een keer uit het raam van de klas sprong om jongens die op het schoolplein aan het donderjagen waren, achter de vodden te zitten. En meester Hoogeveen in wiens (vierde?) klas tuberculose uitbrak. Twee jongens zijn daar aan overleden.

Wat voor dingen mocht je op school echt niet doen?

* Niet afkijken. Niet praten. Je moest voor de school begon keurig per klas in de rij staan. En wie de euvele moed had in grote baldadigheid in de inktpot te blazen, werd meteen de klas uitgestuurd. Hij had het er wel voor over dat hij ook veel inkt in zijn gezicht had geblazen. Meester: "Weg jij, de gang op!"

Hoe werkte het systeem bij straf? Hoe werden de leerlingen gestraft?

* Straffen? Nablijven. Strafwerk maken. Bijvoorbeeld honderd regels opschrijven en de volgende dag keurig inleveren. Ik herinner me geen meester met echt losse handen, maar als je het te bont had gemaakt, kon je een flinke klap krijgen. Ik ben een keer bij Zwaanenburg over de knie gegaan.

Pauze

* 's Ochtends en 's middags een speelkwartier. Ik denk om half elf en drie uur. En wat deed je ? Een beetje rondhangen, tikkertje (wat wij tiptip noemden), slierten maken, ravotten, ruzie maken, soms vechten. Er liepen altijd twee leerkrachten om de boel in de gaten te houden. Tussen de middag ging iedereen naar huis. Van twaalf tot twee uur.

Wat voor activiteiten waren er op school?

* Geen. Of toch? Als grote uitzondering werd wel een schoolfilm gedraaid. Ik moest een keer de filmprojector halen bij de openbare school (wat wij de protestantse school noemden) aan het begin van de Broekerhavenweg. De scholen deelden dat ding dus. Dan zag je bijvoorbeeld een film over kaasmaken.  Een schoolreisje was er in mijn tijd niet. Dat is ook wel te begrijpen in een periode van 1942 tot 1948, oorlog tot 1945 en daarna nog langere tijd distributie van allerlei eerste levensbehoeften. En bovendien waren er geen bussen. Misschien was het wel in de hongerwinter (1944-1945) of vlak daarna dat er kisten sinaasappelen kwamen, waardoor we voor het eerst van ons leven proefden wat een sinaasappel is.

In die hongerwinter leerden we trouwens hoe erg de hongersnood in Amsterdam was. Uitgehongerde mensen kwamen in lange rijen met handkarren naar West-Friesland, de karren vaak beladen met spullen om die tegen etenswaren te ruilen. Eerder in de oorlog hadden we trouwens al kennis gemaakt met 'Amsterdammertjes', kinderen uit Amsterdam, maar soms ook uit andere steden, die voor een paar maanden naar West-Friesland kwamen om wat aan te sterken. En om eens gevrijwaard te zijn van oorlogsdreiging, die immers in steden veel groter was dan in de eenvoudige Westfriese dorpen.

Wat weet  u  van andere scholen in de buurt?

* De kleuterschool, geleid door nonnen. En de katholieke meisjesschool, ook met nonnen. Er waren eerst twee en later drie ongetrouwde onderwijzeressen. Juffrouw Corrie Rood van de volgens ons rijke familie van de zaadhandel, mijn tante Lena Klaassen uit Enkhuizen. En later Annie Bollen  die verliefd werd op en getrouwd is met mijn oom Cees Klaassen. En in het begin  van de Broekerhavenweg de openbare school.

Wat waren de doorgroeimogelijkheden na het lager onderwijs?

* Je kunt daar veel over lezen in het artikel 'De zeventigers van de zevende klas' op mijn website.

Maar in het kort: de tuinbouwschool in Grootebroek, de ambachtsschool in Hoorn, de katholieke mulo in Hoorn, de Rijks HBS in Enkhuizen. Van 1948 af het Werenfriduslyceum in Hoorn. In bijna elk schooljaar ging wel een jongen naar de eerste klas van seminarie Hageveld in Heemskerk, de priesteropleiding van het bisdom Haarlem.  Sommigen gingen naar een seminarie voor missionarissen, bijvoorbeeld het missiehuis van de Fathers van Mill Hill in Hoorn.

De meerderheid ging gewoon als twaalfjarige jongen werken bij een baas. In het eigen bedrijf of bij een andere tuinder. Met daarnaast enkele dagen de tuinbouwschool in Grootebroek.

Wat waren de verschillen tussen de jongens- en meisjesschool?

* De meisjes kregen behalve de gewone vakken zoals wij die hadden, naailes. Dat werd nuttige handwerken genoemd. Naaien met de hand, haken, breien. Misschien hebben jullie in de familie nog wel een grootmoeder of een oude tante die daar over kan vertellen. Je kunt je voorstellen dat ik daar niks van weet.

Een verschil is ook dat op het rapport van de meisjes stond hoe vaak ze naar de schoolmis waren geweest.

EXTRA

Jullie kunnen zich de tijd waarin wij leefden niet of nauwelijks voorstellen. We leefden eigenlijk in een wat bekrompen wereldje. De meeste mensen hadden geen radio, televisie bestond niet, auto's waren er nauwelijks. In Bovenkarspel misschien twee of drie. Maar pas na de oorlog. Veel producten waren 'op de bon', distributie dus. Een krant? Wie het kon betalen las het Noordhollands Dagblad, een echt katholieke krant. In de vastentijd (kennen jullie die?) nam de krant geen enkel bericht op dat iets met een festiviteit te maken had.  Sommigen lazen de Volkskrant, al even katholiek als het NHD.

De invloed van de katholieke kerk was groot in Bovenkarspel. Maar in Grootebroek en Lutjebroek was dat niet anders. Je had de zondagsplicht, dat wil zeggen dat je verplicht was zondag naar een van de heilige missen te gaan. Sportevenementen van en voor katholieken mochten pas zondags na twaalf uur beginnen.

Toevoeging: Mevrouw Schneiders-Commandeur (zie op mijn website het artikel 'Jongenskoor Bovenkarspel 1947 ') maakte mij er op attent dat de meisjesschool niet drie maar vier ongetrouwde onderwijzeressen had.  Dat had ik moeten weten en dat wist ik trouwens ook, maar ik was het vergeten. De vierde is Annie Larsen, een 'thuishaaldertje ' bij een familie Rood, een weduwe met de ongetrouwd gebleven dochters Vera en Cathrien. Annie presteerde het om verkering te krijgen met Jaap Sikkink uit Broekerhaven. De dames vonden Jaap ver onder hun niveau en zetten Annie de deur uit. Ze trouwde toch met Jaap die goed terecht kwam als politieman bij de Rijkspolitie.  

ZOMER 2017.

Hoe gaat het met de drie dames ? Waar zijn ze gebleven? Roos Kaagman was gauw gevonden. En ze reageerde ook namens de twee anderen, maar wel met het verzoek om uit het artikel de zin te verwijderen over het gebrek aan kennis bij Merel van het bezittelijk voornaamwoord. Dat wilde ik natuurlijk niet. In een volgende email vertelde ze dat zij werkt bij de Vastgoedmaatschappij Bergermeer in Hoorn na een studie geesteswetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Merel studeerde HBO verpleegkunde en werkt als verpleegkundige in een ziekenhuis. Maar welk ziekenhuis ? Dat willen de dames niet kwijt. Stefanie studeert psychologie aan de universiteit. Welke ? Ook dat moet geheim blijven. En zo eindigen mijn goede bedoelingen in toch wel tamelijk botte onwil.